NL: telescoperen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
getelescopeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik telescopeer jij telescopeert hij telescopeert wij telescoperen jullie telescoperen zij telescoperen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getelescopeerd jij hebt getelescopeerd hij heeft getelescopeerd wij hebben getelescopeerd jullie hebben getelescopeerd zij hebben getelescopeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik telescopeerde jij telescopeerde hij telescopeerde wij telescopeerden jullie telescopeerden zij telescopeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getelescopeerd jij had getelescopeerd hij had getelescopeerd wij hadden getelescopeerd jullie hadden getelescopeerd zij hadden getelescopeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal telescoperen jij zult telescoperen hij zal telescoperen wij zullen telescoperen jullie zullen telescoperen zij zullen telescoperen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getelescopeerd hebben jij zult getelescopeerd hebben hij zal getelescopeerd hebben wij zullen getelescopeerd hebben jullie zullen getelescopeerd hebben zij zullen getelescopeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou telescoperen jij zou telescoperen hij zou telescoperen wij zouden telescoperen jullie zouden telescoperen zij zouden telescoperen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getelescopeerd hebben jij zou getelescopeerd hebben hij zou getelescopeerd hebben wij zouden getelescopeerd hebben jullie zouden getelescopeerd hebben zij zouden getelescopeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
telescopeer
|
Aanvoegende wijs |
telescopere |