NL: telemarketen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getelemarket
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik telemarket jij telemarket hij telemarket wij telemarketen jullie telemarketen zij telemarketen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getelemarket jij hebt getelemarket hij heeft getelemarket wij hebben getelemarket jullie hebben getelemarket zij hebben getelemarket
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik telemarkette jij telemarkette hij telemarkette wij telemarketten jullie telemarketten zij telemarketten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getelemarket jij had getelemarket hij had getelemarket wij hadden getelemarket jullie hadden getelemarket zij hadden getelemarket
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal telemarketen jij zult telemarketen hij zal telemarketen wij zullen telemarketen jullie zullen telemarketen zij zullen telemarketen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getelemarket hebben jij zult getelemarket hebben hij zal getelemarket hebben wij zullen getelemarket hebben jullie zullen getelemarket hebben zij zullen getelemarket hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou telemarketen jij zou telemarketen hij zou telemarketen wij zouden telemarketen jullie zouden telemarketen zij zouden telemarketen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getelemarket hebben jij zou getelemarket hebben hij zou getelemarket hebben wij zouden getelemarket hebben jullie zouden getelemarket hebben zij zouden getelemarket hebben
|
| Gebiedende wijs |
telemarket
|
| Aanvoegende wijs |
| telemarkete |