NL: tekenen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getekend
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik teken jij tekent hij tekent wij tekenen jullie tekenen zij tekenen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getekend jij hebt getekend hij heeft getekend wij hebben getekend jullie hebben getekend zij hebben getekend
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik tekende jij tekende hij tekende wij tekenden jullie tekenden zij tekenden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getekend jij had getekend hij had getekend wij hadden getekend jullie hadden getekend zij hadden getekend
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal tekenen jij zult tekenen hij zal tekenen wij zullen tekenen jullie zullen tekenen zij zullen tekenen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getekend hebben jij zult getekend hebben hij zal getekend hebben wij zullen getekend hebben jullie zullen getekend hebben zij zullen getekend hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou tekenen jij zou tekenen hij zou tekenen wij zouden tekenen jullie zouden tekenen zij zouden tekenen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getekend hebben jij zou getekend hebben hij zou getekend hebben wij zouden getekend hebben jullie zouden getekend hebben zij zouden getekend hebben
|
| Gebiedende wijs |
teken
|
| Aanvoegende wijs |
| tekene |