Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: tegenzitten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
tegengezeten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zit tegen
jij zit tegen
hij zit tegen
wij zitten tegen
jullie zitten tegen
zij zitten tegen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik tegenzit
dat jij tegenzit
dat hij tegenzit
dat wij tegenzitten
dat jullie tegenzitten
dat zij tegenzitten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb tegengezeten
jij hebt tegengezeten
hij heeft tegengezeten
wij hebben tegengezeten
jullie hebben tegengezeten
zij hebben tegengezeten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zat tegen
jij zat tegen
hij zat tegen
wij zaten tegen
jullie zaten tegen
zij zaten tegen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik tegenzat
dat jij tegenzat
dat hij tegenzat
dat wij tegenzaten
dat jullie tegenzaten
dat zij tegenzaten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had tegengezeten
jij had tegengezeten
hij had tegengezeten
wij hadden tegengezeten
jullie hadden tegengezeten
zij hadden tegengezeten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal tegenzitten
jij zult tegenzitten
hij zal tegenzitten
wij zullen tegenzitten
jullie zullen tegenzitten
zij zullen tegenzitten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal tegengezeten hebben
jij zult tegengezeten hebben
hij zal tegengezeten hebben
wij zullen tegengezeten hebben
jullie zullen tegengezeten hebben
zij zullen tegengezeten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou tegenzitten
jij zou tegenzitten
hij zou tegenzitten
wij zouden tegenzitten
jullie zouden tegenzitten
zij zouden tegenzitten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou tegengezeten hebben
jij zou tegengezeten hebben
hij zou tegengezeten hebben
wij zouden tegengezeten hebben
jullie zouden tegengezeten hebben
zij zouden tegengezeten hebben

Gebiedende wijs
zit tegen

Aanvoegende wijs
tegenzitte

Voorbeelden

  1. Ik zit tegen je kont.
    I 'm flanking your ass.
  2. Als je padvinder-koekjes verkoopt, ik zit tegen diabetes aan.
    If you 're selling Girl Scout cookies, I 'm borderline diabetic.
  3. Ze drijven de school naar boven, zodat ze vast zit tegen het oppervlak.
    They drive the shoal upwards, so that it will be trapped against the surface.
  4. Op een bepaald punt, zal alles je tegenzitten.
    At some point, everything 's gonna go south on you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden