Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: tegenvallen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
tegengevallen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik val tegen
jij valt tegen
hij valt tegen
wij vallen tegen
jullie vallen tegen
zij vallen tegen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik tegenval
dat jij tegenvalt
dat hij tegenvalt
dat wij tegenvallen
dat jullie tegenvallen
dat zij tegenvallen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb tegengevallen
jij hebt tegengevallen
hij heeft tegengevallen
wij hebben tegengevallen
jullie hebben tegengevallen
zij hebben tegengevallen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik viel tegen
jij viel tegen
hij viel tegen
wij vielen tegen
jullie vielen tegen
zij vielen tegen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik tegenviel
dat jij tegenviel
dat hij tegenviel
dat wij tegenvielen
dat jullie tegenvielen
dat zij tegenvielen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had tegengevallen
jij had tegengevallen
hij had tegengevallen
wij hadden tegengevallen
jullie hadden tegengevallen
zij hadden tegengevallen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal tegenvallen
jij zult tegenvallen
hij zal tegenvallen
wij zullen tegenvallen
jullie zullen tegenvallen
zij zullen tegenvallen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal tegengevallen hebben
jij zult tegengevallen hebben
hij zal tegengevallen hebben
wij zullen tegengevallen hebben
jullie zullen tegengevallen hebben
zij zullen tegengevallen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou tegenvallen
jij zou tegenvallen
hij zou tegenvallen
wij zouden tegenvallen
jullie zouden tegenvallen
zij zouden tegenvallen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou tegengevallen hebben
jij zou tegengevallen hebben
hij zou tegengevallen hebben
wij zouden tegengevallen hebben
jullie zouden tegengevallen hebben
zij zouden tegengevallen hebben

Gebiedende wijs
val tegen

Aanvoegende wijs
tegenvalle

Voorbeelden

  1. Of ze gebruiken onze val tegen ons.
    Or they 're using our own trap against us.
  2. Het kan soms tegenvallen.
    Life can underwhelm you that way.
  3. Zoiets kan echt tegenvallen.
    Busted expectations are a real bummer.
  4. Dat zal ze tegenvallen.
    Those boys are in for a big surprise.
  5. Dat zal' m tegenvallen.
    He 'll be disappointed.
  6. Het zal u niet tegenvallen.
    You won 't be disappointed.
  7. Dat zal je vies tegenvallen.
    There are enough of us to make a difference.
  8. Dat zal u nog tegenvallen.
    Petty thieves? You 'll be surprised.
  9. Dat zal je nog tegenvallen.
    You may be sorely disappointed there.
  10. Brian, Stewie' s verjaardag zal tegenvallen.
    Brian, Stewie 's birthday is gonna suck.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden