Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: tegenstemmen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
tegengestemd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stem tegen
jij stemt tegen
hij stemt tegen
wij stemmen tegen
jullie stemmen tegen
zij stemmen tegen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik tegenstem
dat jij tegenstemt
dat hij tegenstemt
dat wij tegenstemmen
dat jullie tegenstemmen
dat zij tegenstemmen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb tegengestemd
jij hebt tegengestemd
hij heeft tegengestemd
wij hebben tegengestemd
jullie hebben tegengestemd
zij hebben tegengestemd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stemde tegen
jij stemde tegen
hij stemde tegen
wij stemden tegen
jullie stemden tegen
zij stemden tegen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik tegenstemde
dat jij tegenstemde
dat hij tegenstemde
dat wij tegenstemden
dat jullie tegenstemden
dat zij tegenstemden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had tegengestemd
jij had tegengestemd
hij had tegengestemd
wij hadden tegengestemd
jullie hadden tegengestemd
zij hadden tegengestemd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal tegenstemmen
jij zult tegenstemmen
hij zal tegenstemmen
wij zullen tegenstemmen
jullie zullen tegenstemmen
zij zullen tegenstemmen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal tegengestemd hebben
jij zult tegengestemd hebben
hij zal tegengestemd hebben
wij zullen tegengestemd hebben
jullie zullen tegengestemd hebben
zij zullen tegengestemd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou tegenstemmen
jij zou tegenstemmen
hij zou tegenstemmen
wij zouden tegenstemmen
jullie zouden tegenstemmen
zij zouden tegenstemmen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou tegengestemd hebben
jij zou tegengestemd hebben
hij zou tegengestemd hebben
wij zouden tegengestemd hebben
jullie zouden tegengestemd hebben
zij zouden tegengestemd hebben

Gebiedende wijs
stem tegen

Aanvoegende wijs
tegenstemme

Voorbeelden

  1. Ik stem tegen, Leo.
    I 'm voting no, Leo.
  2. Ik stem tegen alsof het om een loonsverhoging voor leraren gaat!
    I 'll vote it down like a raise for school teachers!
  3. Je zult mij niet oneerbiedig toespreken of jouw stem tegen mij verheffen.
    You will not speak disrespectfully to me or raise your voice to me.
  4. De Franse geven ons één stem, tegen 10 stemmen van de kolonisten.
    The French give us a vote. 10 votes against the settlers.
  5. Zijn tegenstemmen zijn nog hoog, die van jou niet.
    His unfavorables are still high. Yours are still not.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden