Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: tegenlopen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
tegengelopen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik loop tegen
jij loopt tegen
hij loopt tegen
wij lopen tegen
jullie lopen tegen
zij lopen tegen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik tegenloop
dat jij tegenloopt
dat hij tegenloopt
dat wij tegenlopen
dat jullie tegenlopen
dat zij tegenlopen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb tegengelopen
jij hebt tegengelopen
hij heeft tegengelopen
wij hebben tegengelopen
jullie hebben tegengelopen
zij hebben tegengelopen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik liep tegen
jij liep tegen
hij liep tegen
wij liepen tegen
jullie liepen tegen
zij liepen tegen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik tegenliep
dat jij tegenliep
dat hij tegenliep
dat wij tegenliepen
dat jullie tegenliepen
dat zij tegenliepen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had tegengelopen
jij had tegengelopen
hij had tegengelopen
wij hadden tegengelopen
jullie hadden tegengelopen
zij hadden tegengelopen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal tegenlopen
jij zult tegenlopen
hij zal tegenlopen
wij zullen tegenlopen
jullie zullen tegenlopen
zij zullen tegenlopen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal tegengelopen hebben
jij zult tegengelopen hebben
hij zal tegengelopen hebben
wij zullen tegengelopen hebben
jullie zullen tegengelopen hebben
zij zullen tegengelopen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou tegenlopen
jij zou tegenlopen
hij zou tegenlopen
wij zouden tegenlopen
jullie zouden tegenlopen
zij zouden tegenlopen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou tegengelopen hebben
jij zou tegengelopen hebben
hij zou tegengelopen hebben
wij zouden tegengelopen hebben
jullie zouden tegengelopen hebben
zij zouden tegengelopen hebben

Gebiedende wijs
loop tegen

Aanvoegende wijs
tegenlope

Voorbeelden

  1. Het loop tegen vijven, dus opgehoepeld.
    It 's time for lunch, so get with you.
  2. Ik loop tegen een Kolonel aan nachts.
    I turn into a colonel at midnight.
  3. Zette zelf de loop tegen z' n hoofd.
    Put the gun right to his own head.
  4. Ik loop tegen het ene na het andere dode spoor aan.
    I seem to be hitting one dead end after another.
  5. Ik loop tegen een muur aan om de privileges voor Lenny Janowitz.
    Hitting a wall getting Lenny Janowitz his privileges.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden