Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: tegenhouden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
tegengehouden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik houd tegen; hou tegen
jij houdt tegen
hij houdt tegen
wij houden tegen
jullie houden tegen
zij houden tegen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik houd tegen; tegenhou
dat jij tegenhoudt
dat hij tegenhoudt
dat wij tegenhouden
dat jullie tegenhouden
dat zij tegenhouden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb tegengehouden
jij hebt tegengehouden
hij heeft tegengehouden
wij hebben tegengehouden
jullie hebben tegengehouden
zij hebben tegengehouden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hield tegen
jij hield tegen
hij hield tegen
wij hielden tegen
jullie hielden tegen
zij hielden tegen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik tegenhield
dat jij tegenhield
dat hij tegenhield
dat wij tegenhielden
dat jullie tegenhielden
dat zij tegenhielden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had tegengehouden
jij had tegengehouden
hij had tegengehouden
wij hadden tegengehouden
jullie hadden tegengehouden
zij hadden tegengehouden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal tegenhouden
jij zult tegenhouden
hij zal tegenhouden
wij zullen tegenhouden
jullie zullen tegenhouden
zij zullen tegenhouden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal tegengehouden hebben
jij zult tegengehouden hebben
hij zal tegengehouden hebben
wij zullen tegengehouden hebben
jullie zullen tegengehouden hebben
zij zullen tegengehouden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou tegenhouden
jij zou tegenhouden
hij zou tegenhouden
wij zouden tegenhouden
jullie zouden tegenhouden
zij zouden tegenhouden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou tegengehouden hebben
jij zou tegengehouden hebben
hij zou tegengehouden hebben
wij zouden tegengehouden hebben
jullie zouden tegengehouden hebben
zij zouden tegengehouden hebben

Gebiedende wijs
houd tegen; hou tegen

Aanvoegende wijs
tegenhoude

Voorbeelden

  1. Kogels tegenhouden?
    Stopping bullets?
  2. Ze tegenhouden, natuurlijk.
    Stopping them, of course.
  3. Tegenhouden voor wat?
    Stop you from what? This.
  4. Haar niet tegenhouden.
    I wouldn 't stop her at all.
  5. Tegenhouden van wat?
    Stopping him from doing what?
  6. Een huwelijk tegenhouden.
    Where you going? To stop a wedding.
  7. Je moet dit tegenhouden.
    You 've got to stop this!
  8. Ga je me tegenhouden?
    You 're going to stop me?
  9. Moet ik hem tegenhouden?
    You want me to stop them?
  10. Jij gaat ze tegenhouden.
    You are going to stop them.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden