NL: taxiën U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getaxied
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik taxi jij taxiet hij taxiet wij taxiën jullie taxiën zij taxiën
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getaxied jij hebt getaxied hij heeft getaxied wij hebben getaxied jullie hebben getaxied zij hebben getaxied
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik taxiede jij taxiede hij taxiede wij taxieden jullie taxieden zij taxieden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getaxied jij had getaxied hij had getaxied wij hadden getaxied jullie hadden getaxied zij hadden getaxied
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal taxiën jij zult taxiën hij zal taxiën wij zullen taxiën jullie zullen taxiën zij zullen taxiën
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getaxied hebben jij zult getaxied hebben hij zal getaxied hebben wij zullen getaxied hebben jullie zullen getaxied hebben zij zullen getaxied hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou taxiën jij zou taxiën hij zou taxiën wij zouden taxiën jullie zouden taxiën zij zouden taxiën
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getaxied hebben jij zou getaxied hebben hij zou getaxied hebben wij zouden getaxied hebben jullie zouden getaxied hebben zij zouden getaxied hebben
|
| Gebiedende wijs |
taxi
|
| Aanvoegende wijs |
| taxië |