NL: tariferen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getarifeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik tarifeer jij tarifeert hij tarifeert wij tariferen jullie tariferen zij tariferen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getarifeerd jij hebt getarifeerd hij heeft getarifeerd wij hebben getarifeerd jullie hebben getarifeerd zij hebben getarifeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik tarifeerde jij tarifeerde hij tarifeerde wij tarifeerden jullie tarifeerden zij tarifeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getarifeerd jij had getarifeerd hij had getarifeerd wij hadden getarifeerd jullie hadden getarifeerd zij hadden getarifeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal tariferen jij zult tariferen hij zal tariferen wij zullen tariferen jullie zullen tariferen zij zullen tariferen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getarifeerd hebben jij zult getarifeerd hebben hij zal getarifeerd hebben wij zullen getarifeerd hebben jullie zullen getarifeerd hebben zij zullen getarifeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou tariferen jij zou tariferen hij zou tariferen wij zouden tariferen jullie zouden tariferen zij zouden tariferen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getarifeerd hebben jij zou getarifeerd hebben hij zou getarifeerd hebben wij zouden getarifeerd hebben jullie zouden getarifeerd hebben zij zouden getarifeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
tarifeer
|
| Aanvoegende wijs |
| tarifere |