NL: targeten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
getarget
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik target jij target hij target wij targeten jullie targeten zij targeten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getarget jij hebt getarget hij heeft getarget wij hebben getarget jullie hebben getarget zij hebben getarget
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik targette jij targette hij targette wij targetten jullie targetten zij targetten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getarget jij had getarget hij had getarget wij hadden getarget jullie hadden getarget zij hadden getarget
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal targeten jij zult targeten hij zal targeten wij zullen targeten jullie zullen targeten zij zullen targeten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getarget hebben jij zult getarget hebben hij zal getarget hebben wij zullen getarget hebben jullie zullen getarget hebben zij zullen getarget hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou targeten jij zou targeten hij zou targeten wij zouden targeten jullie zouden targeten zij zouden targeten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getarget hebben jij zou getarget hebben hij zou getarget hebben wij zouden getarget hebben jullie zouden getarget hebben zij zouden getarget hebben
|
Gebiedende wijs |
target
|
Aanvoegende wijs |
targete |