Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: tanken
NL: tanken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getankt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik tank
jij tankt
hij tankt
wij tanken
jullie tanken
zij tanken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getankt
jij hebt getankt
hij heeft getankt
wij hebben getankt
jullie hebben getankt
zij hebben getankt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik tankte
jij tankte
hij tankte
wij tankten
jullie tankten
zij tankten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getankt
jij had getankt
hij had getankt
wij hadden getankt
jullie hadden getankt
zij hadden getankt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal tanken
jij zult tanken
hij zal tanken
wij zullen tanken
jullie zullen tanken
zij zullen tanken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getankt hebben
jij zult getankt hebben
hij zal getankt hebben
wij zullen getankt hebben
jullie zullen getankt hebben
zij zullen getankt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou tanken
jij zou tanken
hij zou tanken
wij zouden tanken
jullie zouden tanken
zij zouden tanken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getankt hebben
jij zou getankt hebben
hij zou getankt hebben
wij zouden getankt hebben
jullie zouden getankt hebben
zij zouden getankt hebben

Gebiedende wijs
tank

Aanvoegende wijs
tanke

Voorbeelden

  1. Een tank, een Russische tank.
    It 's a tank, a Russian tank.
  2. aandrijfwiel (tank)
    sprocket wheel
  3. pantserplaat (tank)
    armoured plate
  4. septische tank
    septic tank
  5. zware tank
    heavy tank
  6. rookafzuiger (tank)
    fume extractor
  7. Geen tank krijgt...
    No tank is gonna get...
  8. Septic tank reparaties.
    Septic tank repair.
  9. lichte pantserwagen/tank
    light armoured car
  10. lichte amfibische tank
    amphibious light tank


DE: tanken    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
getankt
tankend

Indikativ Präsens
ich tanke
du tankst
er tankt
wir tanken
ihr tankt
sie; Sie tanken

Indikativ Perfekt
ich habe getankt
du hast getankt
er hat getankt
wir haben getankt
ihr habt getankt
sie; Sie haben getankt

Indikativ Präteritum
ich tankte
du tanktest
er tankte
wir tankten
ihr tanktet
sie; Sie tankten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte getankt
du hattest getankt
er hatte getankt
wir hatten getankt
ihr hattet getankt
sie; Sie hatten getankt

Indikativ Futur I
ich werde tanken
du wirst tanken
er wird tanken
wir werden tanken
ihr werdet tanken
sie; Sie werden tanken

Indikativ Futur II
ich werde getankt haben
du wirst getankt haben
er wird getankt haben
wir werden getankt haben
ihr werdet getankt haben
sie; Sie werden getankt haben

Konjunktiv I Präsens
ich tanke
du tankest
er tanke
wir tanken
ihr tanket
sie; Sie tanken

Konjunktiv I Perfekt
ich habe getankt
du habest getankt
er habe getankt
wir haben getankt
ihr habet getankt
sie; Sie haben getankt

Konjunktiv II Präsens
ich tankte
du tanktest
er tankte
wir tankten
ihr tanktet
sie; Sie tankten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte getankt
du hättest getankt
er hätte getankt
wir hätten getankt
ihr hättet getankt
sie; Sie hätten getankt

Konjunktiv II Futur I
ich würde tanken
du würdest tanken
er würde tanken
wir würden tanken
ihr würdet tanken
sie; Sie würden tanken

Konjunktiv II Futur II
ich würde getankt haben
du würdest getankt haben
er würde getankt haben
wir würden getankt haben
ihr würdet getankt haben
sie; Sie würden getankt haben

der Imperativ
du tanke


Voorbeelden

  1. Tank braucht Sprit.
    Tank heeft brandstof nodig!
  2. Fingerabdrücke am Tank gefunden?
    de eigenaar van de vingerafdrukken?
  3. Diät-Limonade im Tank.
    Lite fris in de benzine tank.
  4. Gibt es eine Tank...
    Is daar een benzinepomp...
  5. Den Tank auffüllen, Sir?
    Volgooien, meneer?
  6. Sein Tank ist defekt!
    Z' n tank is gesprongen.
  7. Das ist egal, Tank.
    Maakt niet uit, Tank.
  8. Da drüben... beim Tank!
    Daar... bij de cabine.
  9. Ich habe Arianes Tank...
    Ik vond Ariane' s tank...
  10. Der Tank ist leer!
    Het heeft geen benzine!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden