Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: tanden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getand

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik tand
jij tandt
hij tandt
wij tanden
jullie tanden
zij tanden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben getand
jij bent getand
hij is getand
wij zijn getand
jullie zijn getand
zij zijn getand

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik tandde
jij tandde
hij tandde
wij tandden
jullie tandden
zij tandden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was getand
jij was getand
hij was getand
wij waren getand
jullie waren getand
zij waren getand

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal tanden
jij zult tanden
hij zal tanden
wij zullen tanden
jullie zullen tanden
zij zullen tanden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getand zijn
jij zult getand zijn
hij zal getand zijn
wij zullen getand zijn
jullie zullen getand zijn
zij zullen getand zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou tanden
jij zou tanden
hij zou tanden
wij zouden tanden
jullie zouden tanden
zij zouden tanden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getand zijn
jij zou getand zijn
hij zou getand zijn
wij zouden getand zijn
jullie zouden getand zijn
zij zouden getand zijn

Gebiedende wijs
tand

Aanvoegende wijs
tande

Voorbeelden

  1. tand, tanden
    tooth, teeth
  2. tand
    odont(o)
  3. tand
    odon (G)
  4. Een tand om een tand.
    A tooth for a tooth!
  5. Tand om tand, maal 100!
    Ugh! Teeth for teeth, times 100!
  6. Oog om oog, tand om tand.
    An eye for an eye and a tooth for a tooth.
  7. Oog voor een oog, tand voor een tand?
    Eye for an eye, tooth for a tooth?
  8. Ontegensprekelijk Booths tand.
    Definitely Booth 's tooth.
  9. tand aan graafarm
    tooth
  10. cement (in tand)
    cement(um)

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden