NL: tafeltennissen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
getafeltennist
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik tafeltennis jij tafeltennist hij tafeltennist wij tafeltennissen jullie tafeltennissen zij tafeltennissen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb getafeltennist jij hebt getafeltennist hij heeft getafeltennist wij hebben getafeltennist jullie hebben getafeltennist zij hebben getafeltennist
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik tafeltenniste jij tafeltenniste hij tafeltenniste wij tafeltennisten jullie tafeltennisten zij tafeltennisten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had getafeltennist jij had getafeltennist hij had getafeltennist wij hadden getafeltennist jullie hadden getafeltennist zij hadden getafeltennist
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal tafeltennissen jij zult tafeltennissen hij zal tafeltennissen wij zullen tafeltennissen jullie zullen tafeltennissen zij zullen tafeltennissen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal getafeltennist hebben jij zult getafeltennist hebben hij zal getafeltennist hebben wij zullen getafeltennist hebben jullie zullen getafeltennist hebben zij zullen getafeltennist hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou tafeltennissen jij zou tafeltennissen hij zou tafeltennissen wij zouden tafeltennissen jullie zouden tafeltennissen zij zouden tafeltennissen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou getafeltennist hebben jij zou getafeltennist hebben hij zou getafeltennist hebben wij zouden getafeltennist hebben jullie zouden getafeltennist hebben zij zouden getafeltennist hebben
|
| Gebiedende wijs |
tafeltennis
|
| Aanvoegende wijs |
| tafeltennisse |