Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: tackelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
getackeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik tackel
jij tackelt
hij tackelt
wij tackelen
jullie tackelen
zij tackelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb getackeld
jij hebt getackeld
hij heeft getackeld
wij hebben getackeld
jullie hebben getackeld
zij hebben getackeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik tackelde
jij tackelde
hij tackelde
wij tackelden
jullie tackelden
zij tackelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had getackeld
jij had getackeld
hij had getackeld
wij hadden getackeld
jullie hadden getackeld
zij hadden getackeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal tackelen
jij zult tackelen
hij zal tackelen
wij zullen tackelen
jullie zullen tackelen
zij zullen tackelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal getackeld hebben
jij zult getackeld hebben
hij zal getackeld hebben
wij zullen getackeld hebben
jullie zullen getackeld hebben
zij zullen getackeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou tackelen
jij zou tackelen
hij zou tackelen
wij zouden tackelen
jullie zouden tackelen
zij zouden tackelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou getackeld hebben
jij zou getackeld hebben
hij zou getackeld hebben
wij zouden getackeld hebben
jullie zouden getackeld hebben
zij zouden getackeld hebben

Gebiedende wijs
tackel

Aanvoegende wijs
tackele

Voorbeelden

  1. Ontwijkt een tackel.
    : :: eludes one tackler:
  2. Waarom tackel je me dan, sul?
    Then what did you tackle me for, you berk?
  3. Een voetbal tour in Roemenië, slechte tackel.
    It was a football tour to Romania, a bad tackle.
  4. Konden ze maar tackelen.
    Wish they could tackle.
  5. Wel eens van tackelen gehoord?
    Never heard of tripping either?
  6. Hij gelooft niet in tackelen.
    He does not believe in tackles.
  7. Nog eens twee voor tackelen.
    I guess that 's two for tripping.
  8. Heb je al gehoord van tackelen?
    You ever heard of tackling?
  9. Had ik haar soms moeten tackelen?
    Was I supposed to tackle her?
  10. Of heb je misschien iemand willen tackelen?
    Or have you... I don 't know- - tried to tackle anyone lately?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden