NL: syncoperen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gesyncopeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik syncopeer jij syncopeert hij syncopeert wij syncoperen jullie syncoperen zij syncoperen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesyncopeerd jij hebt gesyncopeerd hij heeft gesyncopeerd wij hebben gesyncopeerd jullie hebben gesyncopeerd zij hebben gesyncopeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik syncopeerde jij syncopeerde hij syncopeerde wij syncopeerden jullie syncopeerden zij syncopeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesyncopeerd jij had gesyncopeerd hij had gesyncopeerd wij hadden gesyncopeerd jullie hadden gesyncopeerd zij hadden gesyncopeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal syncoperen jij zult syncoperen hij zal syncoperen wij zullen syncoperen jullie zullen syncoperen zij zullen syncoperen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesyncopeerd hebben jij zult gesyncopeerd hebben hij zal gesyncopeerd hebben wij zullen gesyncopeerd hebben jullie zullen gesyncopeerd hebben zij zullen gesyncopeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou syncoperen jij zou syncoperen hij zou syncoperen wij zouden syncoperen jullie zouden syncoperen zij zouden syncoperen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesyncopeerd hebben jij zou gesyncopeerd hebben hij zou gesyncopeerd hebben wij zouden gesyncopeerd hebben jullie zouden gesyncopeerd hebben zij zouden gesyncopeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
syncopeer
|
Aanvoegende wijs |
syncopere |