NL: sympathiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesympathiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik sympathiseer jij sympathiseert hij sympathiseert wij sympathiseren jullie sympathiseren zij sympathiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesympathiseerd jij hebt gesympathiseerd hij heeft gesympathiseerd wij hebben gesympathiseerd jullie hebben gesympathiseerd zij hebben gesympathiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik sympathiseerde jij sympathiseerde hij sympathiseerde wij sympathiseerden jullie sympathiseerden zij sympathiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesympathiseerd jij had gesympathiseerd hij had gesympathiseerd wij hadden gesympathiseerd jullie hadden gesympathiseerd zij hadden gesympathiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sympathiseren jij zult sympathiseren hij zal sympathiseren wij zullen sympathiseren jullie zullen sympathiseren zij zullen sympathiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesympathiseerd hebben jij zult gesympathiseerd hebben hij zal gesympathiseerd hebben wij zullen gesympathiseerd hebben jullie zullen gesympathiseerd hebben zij zullen gesympathiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sympathiseren jij zou sympathiseren hij zou sympathiseren wij zouden sympathiseren jullie zouden sympathiseren zij zouden sympathiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesympathiseerd hebben jij zou gesympathiseerd hebben hij zou gesympathiseerd hebben wij zouden gesympathiseerd hebben jullie zouden gesympathiseerd hebben zij zouden gesympathiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
sympathiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| sympathisere |