NL: symboliseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gesymboliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik symboliseer jij symboliseert hij symboliseert wij symboliseren jullie symboliseren zij symboliseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesymboliseerd jij hebt gesymboliseerd hij heeft gesymboliseerd wij hebben gesymboliseerd jullie hebben gesymboliseerd zij hebben gesymboliseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik symboliseerde jij symboliseerde hij symboliseerde wij symboliseerden jullie symboliseerden zij symboliseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesymboliseerd jij had gesymboliseerd hij had gesymboliseerd wij hadden gesymboliseerd jullie hadden gesymboliseerd zij hadden gesymboliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal symboliseren jij zult symboliseren hij zal symboliseren wij zullen symboliseren jullie zullen symboliseren zij zullen symboliseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesymboliseerd hebben jij zult gesymboliseerd hebben hij zal gesymboliseerd hebben wij zullen gesymboliseerd hebben jullie zullen gesymboliseerd hebben zij zullen gesymboliseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou symboliseren jij zou symboliseren hij zou symboliseren wij zouden symboliseren jullie zouden symboliseren zij zouden symboliseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesymboliseerd hebben jij zou gesymboliseerd hebben hij zou gesymboliseerd hebben wij zouden gesymboliseerd hebben jullie zouden gesymboliseerd hebben zij zouden gesymboliseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
symboliseer
|
Aanvoegende wijs |
symbolisere |