NL: swappen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geswapt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik swap jij swapt hij swapt wij swappen jullie swappen zij swappen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geswapt jij hebt geswapt hij heeft geswapt wij hebben geswapt jullie hebben geswapt zij hebben geswapt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik swapte jij swapte hij swapte wij swapten jullie swapten zij swapten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geswapt jij had geswapt hij had geswapt wij hadden geswapt jullie hadden geswapt zij hadden geswapt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal swappen jij zult swappen hij zal swappen wij zullen swappen jullie zullen swappen zij zullen swappen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geswapt hebben jij zult geswapt hebben hij zal geswapt hebben wij zullen geswapt hebben jullie zullen geswapt hebben zij zullen geswapt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou swappen jij zou swappen hij zou swappen wij zouden swappen jullie zouden swappen zij zouden swappen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geswapt hebben jij zou geswapt hebben hij zou geswapt hebben wij zouden geswapt hebben jullie zouden geswapt hebben zij zouden geswapt hebben
|
Gebiedende wijs |
swap
|
Aanvoegende wijs |
swappe |