Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: survivallen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesurvivald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik survival
jij survivalt
hij survivalt
wij survivallen
jullie survivallen
zij survivallen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesurvivald
jij hebt gesurvivald
hij heeft gesurvivald
wij hebben gesurvivald
jullie hebben gesurvivald
zij hebben gesurvivald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik survivalde
jij survivalde
hij survivalde
wij survivalden
jullie survivalden
zij survivalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesurvivald
jij had gesurvivald
hij had gesurvivald
wij hadden gesurvivald
jullie hadden gesurvivald
zij hadden gesurvivald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal survivallen
jij zult survivallen
hij zal survivallen
wij zullen survivallen
jullie zullen survivallen
zij zullen survivallen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesurvivald hebben
jij zult gesurvivald hebben
hij zal gesurvivald hebben
wij zullen gesurvivald hebben
jullie zullen gesurvivald hebben
zij zullen gesurvivald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou survivallen
jij zou survivallen
hij zou survivallen
wij zouden survivallen
jullie zouden survivallen
zij zouden survivallen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesurvivald hebben
jij zou gesurvivald hebben
hij zou gesurvivald hebben
wij zouden gesurvivald hebben
jullie zouden gesurvivald hebben
zij zouden gesurvivald hebben

Gebiedende wijs
survival

Aanvoegende wijs
survivalle

Voorbeelden

  1. Dit is mijn survival pak.
    This is my survival pack.
  2. Dat brengt onze survival in gevaar.
    All which could compromise our desert island survival.
  3. Het heet' Survival of the fittest'.
    What are you doing? It 's called survival of the fittest.
  4. Het is survival of the fittest.
    It 's survival of the fittest.
  5. Zwaar versterkte, Bergen-proof survival bunker.
    Heavily fortified, bergen-proof survival bunker.
  6. Ik deed mee aan een survival cursus.
    I took a wilderness survival course.
  7. Survival, eerste hulp, varen, boogschieten, schietbaan, enzovoort.
    Survival, first aid, boating, archery, rifle range, all of it.
  8. Je eenheid was dus op survival training.
    Your unit spent last weekend reviewing survival skills.
  9. He, I heb een survival kit gevonden.
    Hey, I just found a survival kit in here.
  10. Is dat één van je survival neven?
    Is that one of your survivalist cousins?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden