NL: surveyen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gesurveyd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik survey jij surveyt hij surveyt wij surveyen jullie surveyen zij surveyen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesurveyd jij hebt gesurveyd hij heeft gesurveyd wij hebben gesurveyd jullie hebben gesurveyd zij hebben gesurveyd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik surveyde jij surveyde hij surveyde wij surveyden jullie surveyden zij surveyden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesurveyd jij had gesurveyd hij had gesurveyd wij hadden gesurveyd jullie hadden gesurveyd zij hadden gesurveyd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal surveyen jij zult surveyen hij zal surveyen wij zullen surveyen jullie zullen surveyen zij zullen surveyen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesurveyd hebben jij zult gesurveyd hebben hij zal gesurveyd hebben wij zullen gesurveyd hebben jullie zullen gesurveyd hebben zij zullen gesurveyd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou surveyen jij zou surveyen hij zou surveyen wij zouden surveyen jullie zouden surveyen zij zouden surveyen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesurveyd hebben jij zou gesurveyd hebben hij zou gesurveyd hebben wij zouden gesurveyd hebben jullie zouden gesurveyd hebben zij zouden gesurveyd hebben
|
Gebiedende wijs |
survey
|
Aanvoegende wijs |
surveye |