NL: supprimeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesupprimeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik supprimeer jij supprimeert hij supprimeert wij supprimeren jullie supprimeren zij supprimeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesupprimeerd jij hebt gesupprimeerd hij heeft gesupprimeerd wij hebben gesupprimeerd jullie hebben gesupprimeerd zij hebben gesupprimeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik supprimeerde jij supprimeerde hij supprimeerde wij supprimeerden jullie supprimeerden zij supprimeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesupprimeerd jij had gesupprimeerd hij had gesupprimeerd wij hadden gesupprimeerd jullie hadden gesupprimeerd zij hadden gesupprimeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal supprimeren jij zult supprimeren hij zal supprimeren wij zullen supprimeren jullie zullen supprimeren zij zullen supprimeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesupprimeerd hebben jij zult gesupprimeerd hebben hij zal gesupprimeerd hebben wij zullen gesupprimeerd hebben jullie zullen gesupprimeerd hebben zij zullen gesupprimeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou supprimeren jij zou supprimeren hij zou supprimeren wij zouden supprimeren jullie zouden supprimeren zij zouden supprimeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesupprimeerd hebben jij zou gesupprimeerd hebben hij zou gesupprimeerd hebben wij zouden gesupprimeerd hebben jullie zouden gesupprimeerd hebben zij zouden gesupprimeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
supprimeer
|
| Aanvoegende wijs |
| supprimere |