Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: suikeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesuikerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik suiker
jij suikert
hij suikert
wij suikeren
jullie suikeren
zij suikeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesuikerd
jij hebt gesuikerd
hij heeft gesuikerd
wij hebben gesuikerd
jullie hebben gesuikerd
zij hebben gesuikerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik suikerde
jij suikerde
hij suikerde
wij suikerden
jullie suikerden
zij suikerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesuikerd
jij had gesuikerd
hij had gesuikerd
wij hadden gesuikerd
jullie hadden gesuikerd
zij hadden gesuikerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal suikeren
jij zult suikeren
hij zal suikeren
wij zullen suikeren
jullie zullen suikeren
zij zullen suikeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesuikerd hebben
jij zult gesuikerd hebben
hij zal gesuikerd hebben
wij zullen gesuikerd hebben
jullie zullen gesuikerd hebben
zij zullen gesuikerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou suikeren
jij zou suikeren
hij zou suikeren
wij zouden suikeren
jullie zouden suikeren
zij zouden suikeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesuikerd hebben
jij zou gesuikerd hebben
hij zou gesuikerd hebben
wij zouden gesuikerd hebben
jullie zouden gesuikerd hebben
zij zouden gesuikerd hebben

Gebiedende wijs
suiker

Aanvoegende wijs
suikere

Voorbeelden

  1. Met meer suiker of minder suiker?
    With more sugar or less sugar?
  2. Suiker in de ochtend Suiker in de...
    Sugar in the morning Sugar in the...
  3. Suiker in witte broodjes, en leverpastei met suiker.
    Sugar in burger buns, and liver pate with sugar.
  4. Gebruik je suiker?
    Would you like some sugar?
  5. Zout, suiker, onkruidverdelger.
    Salt, sugar, weed killer.
  6. Nog altijd suiker?
    You still take sugar?
  7. Koffie, suiker, chocolade?
    Coffee, sugar, chocolate?
  8. Suiker en caffeïne.
    Sugar and caffeine?
  9. Eén theelepel suiker?
    One teaspoon sugar?
  10. Net zoals suiker.
    It 's like... sugar.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden