NL: sucken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesuckt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik suck jij suckt hij suckt wij sucken jullie sucken zij sucken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesuckt jij hebt gesuckt hij heeft gesuckt wij hebben gesuckt jullie hebben gesuckt zij hebben gesuckt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik suckte jij suckte hij suckte wij suckten jullie suckten zij suckten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesuckt jij had gesuckt hij had gesuckt wij hadden gesuckt jullie hadden gesuckt zij hadden gesuckt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sucken jij zult sucken hij zal sucken wij zullen sucken jullie zullen sucken zij zullen sucken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesuckt hebben jij zult gesuckt hebben hij zal gesuckt hebben wij zullen gesuckt hebben jullie zullen gesuckt hebben zij zullen gesuckt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sucken jij zou sucken hij zou sucken wij zouden sucken jullie zouden sucken zij zouden sucken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesuckt hebben jij zou gesuckt hebben hij zou gesuckt hebben wij zouden gesuckt hebben jullie zouden gesuckt hebben zij zouden gesuckt hebben
|
| Gebiedende wijs |
suck
|
| Aanvoegende wijs |
| sucke |