NL: sublimeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesublimeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik sublimeer jij sublimeert hij sublimeert wij sublimeren jullie sublimeren zij sublimeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesublimeerd jij hebt gesublimeerd hij heeft gesublimeerd wij hebben gesublimeerd jullie hebben gesublimeerd zij hebben gesublimeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik sublimeerde jij sublimeerde hij sublimeerde wij sublimeerden jullie sublimeerden zij sublimeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesublimeerd jij had gesublimeerd hij had gesublimeerd wij hadden gesublimeerd jullie hadden gesublimeerd zij hadden gesublimeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sublimeren jij zult sublimeren hij zal sublimeren wij zullen sublimeren jullie zullen sublimeren zij zullen sublimeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesublimeerd hebben jij zult gesublimeerd hebben hij zal gesublimeerd hebben wij zullen gesublimeerd hebben jullie zullen gesublimeerd hebben zij zullen gesublimeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sublimeren jij zou sublimeren hij zou sublimeren wij zouden sublimeren jullie zouden sublimeren zij zouden sublimeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesublimeerd hebben jij zou gesublimeerd hebben hij zou gesublimeerd hebben wij zouden gesublimeerd hebben jullie zouden gesublimeerd hebben zij zouden gesublimeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
sublimeer
|
| Aanvoegende wijs |
| sublimere |