NL: stylen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gestyled
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik style jij stylet hij stylet wij stylen jullie stylen zij stylen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gestyled jij hebt gestyled hij heeft gestyled wij hebben gestyled jullie hebben gestyled zij hebben gestyled
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik stylede jij stylede hij stylede wij styleden jullie styleden zij styleden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gestyled jij had gestyled hij had gestyled wij hadden gestyled jullie hadden gestyled zij hadden gestyled
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal stylen jij zult stylen hij zal stylen wij zullen stylen jullie zullen stylen zij zullen stylen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gestyled hebben jij zult gestyled hebben hij zal gestyled hebben wij zullen gestyled hebben jullie zullen gestyled hebben zij zullen gestyled hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou stylen jij zou stylen hij zou stylen wij zouden stylen jullie zouden stylen zij zouden stylen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gestyled hebben jij zou gestyled hebben hij zou gestyled hebben wij zouden gestyled hebben jullie zouden gestyled hebben zij zouden gestyled hebben
|
| Gebiedende wijs |
style
|
| Aanvoegende wijs |
| style |