NL: stukgooien
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
stukgegooid
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik gooi stuk
jij gooit stuk
hij gooit stuk
wij gooien stuk
jullie gooien stuk
zij gooien stuk
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik stukgooi
dat jij stukgooit
dat hij stukgooit
dat wij stukgooien
dat jullie stukgooien
dat zij stukgooien
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb stukgegooid
jij hebt stukgegooid
hij heeft stukgegooid
wij hebben stukgegooid
jullie hebben stukgegooid
zij hebben stukgegooid
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik gooide stuk
jij gooide stuk
hij gooide stuk
wij gooiden stuk
jullie gooiden stuk
zij gooiden stuk
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik stukgooide
dat jij stukgooide
dat hij stukgooide
dat wij stukgooiden
dat jullie stukgooiden
dat zij stukgooiden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had stukgegooid
jij had stukgegooid
hij had stukgegooid
wij hadden stukgegooid
jullie hadden stukgegooid
zij hadden stukgegooid
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal stukgooien
jij zult stukgooien
hij zal stukgooien
wij zullen stukgooien
jullie zullen stukgooien
zij zullen stukgooien
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal stukgegooid hebben
jij zult stukgegooid hebben
hij zal stukgegooid hebben
wij zullen stukgegooid hebben
jullie zullen stukgegooid hebben
zij zullen stukgegooid hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou stukgooien
jij zou stukgooien
hij zou stukgooien
wij zouden stukgooien
jullie zouden stukgooien
zij zouden stukgooien
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou stukgegooid hebben
jij zou stukgegooid hebben
hij zou stukgegooid hebben
wij zouden stukgegooid hebben
jullie zouden stukgegooid hebben
zij zouden stukgegooid hebben
|
| Gebiedende wijs |
gooi stuk
|
| Aanvoegende wijs |
| stukgooie |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden