NL: stukgaan U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
stukgegaan
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ga stuk jij gaat stuk hij gaat stuk wij gaan stuk jullie gaan stuk zij gaan stuk
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik stukga dat jij stukgaat dat hij stukgaat dat wij stukgaan dat jullie stukgaan dat zij stukgaan
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben stukgegaan jij bent stukgegaan hij is stukgegaan wij zijn stukgegaan jullie zijn stukgegaan zij zijn stukgegaan
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ging stuk jij ging stuk hij ging stuk wij gingen stuk jullie gingen stuk zij gingen stuk
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik stukging dat jij stukging dat hij stukging dat wij stukgingen dat jullie stukgingen dat zij stukgingen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was stukgegaan jij was stukgegaan hij was stukgegaan wij waren stukgegaan jullie waren stukgegaan zij waren stukgegaan
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal stukgaan jij zult stukgaan hij zal stukgaan wij zullen stukgaan jullie zullen stukgaan zij zullen stukgaan
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal stukgegaan zijn jij zult stukgegaan zijn hij zal stukgegaan zijn wij zullen stukgegaan zijn jullie zullen stukgegaan zijn zij zullen stukgegaan zijn
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou stukgaan jij zou stukgaan hij zou stukgaan wij zouden stukgaan jullie zouden stukgaan zij zouden stukgaan
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou stukgegaan zijn jij zou stukgegaan zijn hij zou stukgegaan zijn wij zouden stukgegaan zijn jullie zouden stukgegaan zijn zij zouden stukgegaan zijn
|
Gebiedende wijs |
ga stuk
|
Aanvoegende wijs |
stukga |