NL: structureren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gestructureerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik structureer jij structureert hij structureert wij structureren jullie structureren zij structureren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gestructureerd jij hebt gestructureerd hij heeft gestructureerd wij hebben gestructureerd jullie hebben gestructureerd zij hebben gestructureerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik structureerde jij structureerde hij structureerde wij structureerden jullie structureerden zij structureerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gestructureerd jij had gestructureerd hij had gestructureerd wij hadden gestructureerd jullie hadden gestructureerd zij hadden gestructureerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal structureren jij zult structureren hij zal structureren wij zullen structureren jullie zullen structureren zij zullen structureren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gestructureerd hebben jij zult gestructureerd hebben hij zal gestructureerd hebben wij zullen gestructureerd hebben jullie zullen gestructureerd hebben zij zullen gestructureerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou structureren jij zou structureren hij zou structureren wij zouden structureren jullie zouden structureren zij zouden structureren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gestructureerd hebben jij zou gestructureerd hebben hij zou gestructureerd hebben wij zouden gestructureerd hebben jullie zouden gestructureerd hebben zij zouden gestructureerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
structureer
|
| Aanvoegende wijs |
| structurere |