NL: stroppen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gestropt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik strop jij stropt hij stropt wij stroppen jullie stroppen zij stroppen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gestropt jij hebt gestropt hij heeft gestropt wij hebben gestropt jullie hebben gestropt zij hebben gestropt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik stropte jij stropte hij stropte wij stropten jullie stropten zij stropten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gestropt jij had gestropt hij had gestropt wij hadden gestropt jullie hadden gestropt zij hadden gestropt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal stroppen jij zult stroppen hij zal stroppen wij zullen stroppen jullie zullen stroppen zij zullen stroppen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gestropt hebben jij zult gestropt hebben hij zal gestropt hebben wij zullen gestropt hebben jullie zullen gestropt hebben zij zullen gestropt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou stroppen jij zou stroppen hij zou stroppen wij zouden stroppen jullie zouden stroppen zij zouden stroppen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gestropt hebben jij zou gestropt hebben hij zou gestropt hebben wij zouden gestropt hebben jullie zouden gestropt hebben zij zouden gestropt hebben
|
Gebiedende wijs |
strop
|
Aanvoegende wijs |
stroppe |