NL: straten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gestraat
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik straat jij straat hij straat wij straten jullie straten zij straten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gestraat jij hebt gestraat hij heeft gestraat wij hebben gestraat jullie hebben gestraat zij hebben gestraat
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik straatte jij straatte hij straatte wij straatten jullie straatten zij straatten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gestraat jij had gestraat hij had gestraat wij hadden gestraat jullie hadden gestraat zij hadden gestraat
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal straten jij zult straten hij zal straten wij zullen straten jullie zullen straten zij zullen straten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gestraat hebben jij zult gestraat hebben hij zal gestraat hebben wij zullen gestraat hebben jullie zullen gestraat hebben zij zullen gestraat hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou straten jij zou straten hij zou straten wij zouden straten jullie zouden straten zij zouden straten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gestraat hebben jij zou gestraat hebben hij zou gestraat hebben wij zouden gestraat hebben jullie zouden gestraat hebben zij zouden gestraat hebben
|
| Gebiedende wijs |
straat
|
| Aanvoegende wijs |
| strate |