Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: stinken
NL: stinken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gestonken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stink
jij stinkt
hij stinkt
wij stinken
jullie stinken
zij stinken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gestonken
jij hebt gestonken
hij heeft gestonken
wij hebben gestonken
jullie hebben gestonken
zij hebben gestonken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stonk
jij stonk
hij stonk
wij stonken
jullie stonken
zij stonken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gestonken
jij had gestonken
hij had gestonken
wij hadden gestonken
jullie hadden gestonken
zij hadden gestonken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal stinken
jij zult stinken
hij zal stinken
wij zullen stinken
jullie zullen stinken
zij zullen stinken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gestonken hebben
jij zult gestonken hebben
hij zal gestonken hebben
wij zullen gestonken hebben
jullie zullen gestonken hebben
zij zullen gestonken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou stinken
jij zou stinken
hij zou stinken
wij zouden stinken
jullie zouden stinken
zij zouden stinken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gestonken hebben
jij zou gestonken hebben
hij zou gestonken hebben
wij zouden gestonken hebben
jullie zouden gestonken hebben
zij zouden gestonken hebben

Gebiedende wijs
stink

Aanvoegende wijs
stinke

Voorbeelden

  1. Stink is neergeschoten.
    Stink 's been capped.
  2. Ik stink behoorlijk.
    I smell pretty bad.
  3. Stink erop los, zusters.
    Make a reek, my sisters!
  4. Of misschien stink ik.
    Or maybe I smell.
  5. Vuile, rotte, stink beest!
    You dirty, rotten, stinking mongrel!
  6. Ik stink, jij stinkt.
    I smell myself, I smell you.
  7. Man, wat stink jij.
    Man, you really stink.
  8. Kijk uit, Stink-son!
    Watch it, Stink-son!
  9. Ik stink naar een strijder.
    I smell like warrior!
  10. Het komt wel. Toch, Stink?
    It 'll come, right, Stink?


DE: stinken    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gestunken
stinkend

Indikativ Präsens
ich stinke
du stinkst
er stinkt
wir stinken
ihr stinkt
sie; Sie stinken

Indikativ Perfekt
ich habe gestunken
du hast gestunken
er hat gestunken
wir haben gestunken
ihr habt gestunken
sie; Sie haben gestunken

Indikativ Präteritum
ich stank
du stankst
er stank
wir stanken
ihr stankt
sie; Sie stanken

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gestunken
du hattest gestunken
er hatte gestunken
wir hatten gestunken
ihr hattet gestunken
sie; Sie hatten gestunken

Indikativ Futur I
ich werde stinken
du wirst stinken
er wird stinken
wir werden stinken
ihr werdet stinken
sie; Sie werden stinken

Indikativ Futur II
ich werde gestunken haben
du wirst gestunken haben
er wird gestunken haben
wir werden gestunken haben
ihr werdet gestunken haben
sie; Sie werden gestunken haben

Konjunktiv I Präsens
ich stinke
du stinkest
er stinke
wir stinken
ihr stinket
sie; Sie stinken

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gestunken
du habest gestunken
er habe gestunken
wir haben gestunken
ihr habet gestunken
sie; Sie haben gestunken

Konjunktiv II Präsens
ich stänke
du stänkest
er stänke
wir stänken
ihr stänket
sie; Sie stänken

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gestunken
du hättest gestunken
er hätte gestunken
wir hätten gestunken
ihr hättet gestunken
sie; Sie hätten gestunken

Konjunktiv II Futur I
ich würde stinken
du würdest stinken
er würde stinken
wir würden stinken
ihr würdet stinken
sie; Sie würden stinken

Konjunktiv II Futur II
ich würde gestunken haben
du würdest gestunken haben
er würde gestunken haben
wir würden gestunken haben
ihr würdet gestunken haben
sie; Sie würden gestunken haben

der Imperativ
du stinke; stink


Voorbeelden

  1. lch stink nach Vogel.
    Ik stink naar vogel.
  2. Irgendwas stink hier ganz furchtbar.
    Iets ruikt verschrikkelijk.
  3. Stink ich aus dem Hals? Ja.
    Stink ik uit m' n mond?
  4. Familien stinken.
    Families stinken.
  5. Deine Quellen stinken.
    Die bronnen zijn waardeloos.
  6. Meine Kleider stinken.
    Mijn kleren stinken.
  7. Deine Zahlen... stinken.
    Je cijfers zijn slecht.
  8. Stinken zum Himmel.
    Stinken een uur in de wind.
  9. Die Socken stinken.
    De sokken stinken.
  10. Deine Achselhöhlen stinken.
    Jouw oksels stinken.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden