NL: stimuleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gestimuleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik stimuleer jij stimuleert hij stimuleert wij stimuleren jullie stimuleren zij stimuleren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gestimuleerd jij hebt gestimuleerd hij heeft gestimuleerd wij hebben gestimuleerd jullie hebben gestimuleerd zij hebben gestimuleerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik stimuleerde jij stimuleerde hij stimuleerde wij stimuleerden jullie stimuleerden zij stimuleerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gestimuleerd jij had gestimuleerd hij had gestimuleerd wij hadden gestimuleerd jullie hadden gestimuleerd zij hadden gestimuleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal stimuleren jij zult stimuleren hij zal stimuleren wij zullen stimuleren jullie zullen stimuleren zij zullen stimuleren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gestimuleerd hebben jij zult gestimuleerd hebben hij zal gestimuleerd hebben wij zullen gestimuleerd hebben jullie zullen gestimuleerd hebben zij zullen gestimuleerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou stimuleren jij zou stimuleren hij zou stimuleren wij zouden stimuleren jullie zouden stimuleren zij zouden stimuleren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gestimuleerd hebben jij zou gestimuleerd hebben hij zou gestimuleerd hebben wij zouden gestimuleerd hebben jullie zouden gestimuleerd hebben zij zouden gestimuleerd hebben
|
Gebiedende wijs |
stimuleer
|
Aanvoegende wijs |
stimulere |