Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: stimuleren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gestimuleerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stimuleer
jij stimuleert
hij stimuleert
wij stimuleren
jullie stimuleren
zij stimuleren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gestimuleerd
jij hebt gestimuleerd
hij heeft gestimuleerd
wij hebben gestimuleerd
jullie hebben gestimuleerd
zij hebben gestimuleerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stimuleerde
jij stimuleerde
hij stimuleerde
wij stimuleerden
jullie stimuleerden
zij stimuleerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gestimuleerd
jij had gestimuleerd
hij had gestimuleerd
wij hadden gestimuleerd
jullie hadden gestimuleerd
zij hadden gestimuleerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal stimuleren
jij zult stimuleren
hij zal stimuleren
wij zullen stimuleren
jullie zullen stimuleren
zij zullen stimuleren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gestimuleerd hebben
jij zult gestimuleerd hebben
hij zal gestimuleerd hebben
wij zullen gestimuleerd hebben
jullie zullen gestimuleerd hebben
zij zullen gestimuleerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou stimuleren
jij zou stimuleren
hij zou stimuleren
wij zouden stimuleren
jullie zouden stimuleren
zij zouden stimuleren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gestimuleerd hebben
jij zou gestimuleerd hebben
hij zou gestimuleerd hebben
wij zouden gestimuleerd hebben
jullie zouden gestimuleerd hebben
zij zouden gestimuleerd hebben

Gebiedende wijs
stimuleer

Aanvoegende wijs
stimulere

Voorbeelden

  1. Stimuleer de politie.
    Inspire the police.
  2. Stop, stimuleer hem niet.
    Stop. Don 't enable him.
  3. Maar de president wil de economie stimuleren, dus ik stimuleer.
    But the president wants to stimulate the economy, so I 'm stimulating.
  4. Ze stimuleren het.
    They encourage it.
  5. Mensen moeten hem stimuleren.
    He just needs human stimuli.
  6. Laat me je stimuleren.
    I can incentivize you.
  7. Samen te werken, stimuleren, praten.
    Synergize, incentivize, conversate.
  8. Sorry, zei je' elektrisch stimuleren'?
    I 'm sorry. Did you say electrically stimulate?
  9. We kunnen de ademhaling stimuleren.
    We can stimulate her breathing.
  10. We stimuleren een ongezonde waan.
    We 're encouraging an unhealthy delusion.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden