1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. stilzwijgen

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: stilzwijgen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
stilgezwegen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zwijg stil
jij zwijgt stil
hij zwijgt stil
wij zwijgen stil
jullie zwijgen stil
zij zwijgen stil

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik stilzwijg
dat jij stilzwijgt
dat hij stilzwijgt
dat wij stilzwijgen
dat jullie stilzwijgen
dat zij stilzwijgen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb stilgezwegen
jij hebt stilgezwegen
hij heeft stilgezwegen
wij hebben stilgezwegen
jullie hebben stilgezwegen
zij hebben stilgezwegen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zweeg stil
jij zweeg stil
hij zweeg stil
wij zwegen stil
jullie zwegen stil
zij zwegen stil

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik stilzweeg
dat jij stilzweeg
dat hij stilzweeg
dat wij stilzwegen
dat jullie stilzwegen
dat zij stilzwegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had stilgezwegen
jij had stilgezwegen
hij had stilgezwegen
wij hadden stilgezwegen
jullie hadden stilgezwegen
zij hadden stilgezwegen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal stilzwijgen
jij zult stilzwijgen
hij zal stilzwijgen
wij zullen stilzwijgen
jullie zullen stilzwijgen
zij zullen stilzwijgen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal stilgezwegen hebben
jij zult stilgezwegen hebben
hij zal stilgezwegen hebben
wij zullen stilgezwegen hebben
jullie zullen stilgezwegen hebben
zij zullen stilgezwegen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou stilzwijgen
jij zou stilzwijgen
hij zou stilzwijgen
wij zouden stilzwijgen
jullie zouden stilzwijgen
zij zouden stilzwijgen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou stilgezwegen hebben
jij zou stilgezwegen hebben
hij zou stilgezwegen hebben
wij zouden stilgezwegen hebben
jullie zouden stilgezwegen hebben
zij zouden stilgezwegen hebben

Gebiedende wijs
zwijg stil

Aanvoegende wijs
stilzwijge

Voorbeelden

  1. Zwijg stil, ik heb zoveel te regelen, veel veranderingen.
    You 're telling me, I 've got so much to arrange, a lot of changes.
  2. Gods eeuwige stilzwijgen...
    God 's infinite silence...
  3. Jouw God verkiest stilzwijgen.
    Your God chooses to remain silent.
  4. Je stilzwijgen spreekt boekdelen.
    Your silence speaks volumes.
  5. Een periode van stilzwijgen.
    A period of unknown activity.
  6. In ruil voor ons stilzwijgen?
    In return for the Thule cover-up?
  7. Hij vertrouwt op hun stilzwijgen.
    He 's banking on their silence.
  8. Kunnen we zijn stilzwijgen verzekeren?
    Are you suggesting there 's some way to guarantee his silence?
  9. Daarom vluchtte hij in stilzwijgen.
    That 's why he resorted to silence.
  10. In ruil voor zijn stilzwijgen.
    In exchange for his silence.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try