NL: stilvallen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
stilgevallen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik val stil
jij valt stil
hij valt stil
wij vallen stil
jullie vallen stil
zij vallen stil
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik stilval
dat jij stilvalt
dat hij stilvalt
dat wij stilvallen
dat jullie stilvallen
dat zij stilvallen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb stilgevallen
jij hebt stilgevallen
hij heeft stilgevallen
wij hebben stilgevallen
jullie hebben stilgevallen
zij hebben stilgevallen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik viel stil
jij viel stil
hij viel stil
wij vielen stil
jullie vielen stil
zij vielen stil
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik stilviel
dat jij stilviel
dat hij stilviel
dat wij stilvielen
dat jullie stilvielen
dat zij stilvielen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had stilgevallen
jij had stilgevallen
hij had stilgevallen
wij hadden stilgevallen
jullie hadden stilgevallen
zij hadden stilgevallen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal stilvallen
jij zult stilvallen
hij zal stilvallen
wij zullen stilvallen
jullie zullen stilvallen
zij zullen stilvallen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal stilgevallen hebben
jij zult stilgevallen hebben
hij zal stilgevallen hebben
wij zullen stilgevallen hebben
jullie zullen stilgevallen hebben
zij zullen stilgevallen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou stilvallen
jij zou stilvallen
hij zou stilvallen
wij zouden stilvallen
jullie zouden stilvallen
zij zouden stilvallen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou stilgevallen hebben
jij zou stilgevallen hebben
hij zou stilgevallen hebben
wij zouden stilgevallen hebben
jullie zouden stilgevallen hebben
zij zouden stilgevallen hebben
|
| Gebiedende wijs |
val stil
|
| Aanvoegende wijs |
| stilvalle |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden