Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: stilhouden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
stilgehouden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik houd stil; hou stil
jij houdt stil
hij houdt stil
wij houden stil
jullie houden stil
zij houden stil

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik houd stil; stilhou
dat jij stilhoudt
dat hij stilhoudt
dat wij stilhouden
dat jullie stilhouden
dat zij stilhouden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb stilgehouden
jij hebt stilgehouden
hij heeft stilgehouden
wij hebben stilgehouden
jullie hebben stilgehouden
zij hebben stilgehouden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hield stil
jij hield stil
hij hield stil
wij hielden stil
jullie hielden stil
zij hielden stil

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik stilhield
dat jij stilhield
dat hij stilhield
dat wij stilhielden
dat jullie stilhielden
dat zij stilhielden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had stilgehouden
jij had stilgehouden
hij had stilgehouden
wij hadden stilgehouden
jullie hadden stilgehouden
zij hadden stilgehouden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal stilhouden
jij zult stilhouden
hij zal stilhouden
wij zullen stilhouden
jullie zullen stilhouden
zij zullen stilhouden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal stilgehouden hebben
jij zult stilgehouden hebben
hij zal stilgehouden hebben
wij zullen stilgehouden hebben
jullie zullen stilgehouden hebben
zij zullen stilgehouden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou stilhouden
jij zou stilhouden
hij zou stilhouden
wij zouden stilhouden
jullie zouden stilhouden
zij zouden stilhouden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou stilgehouden hebben
jij zou stilgehouden hebben
hij zou stilgehouden hebben
wij zouden stilgehouden hebben
jullie zouden stilgehouden hebben
zij zouden stilgehouden hebben

Gebiedende wijs
houd stil; hou stil

Aanvoegende wijs
stilhoude

Voorbeelden

  1. En... stilhouden.
    And... hold still.
  2. Moet ik dit stilhouden?
    You expect me to kill this story?
  3. Ze wil het stilhouden.
    She wants to keep it quiet.
  4. Kunnen we dit stilhouden?
    If we can keep it between us...
  5. Willen jullie eens stilhouden?
    Will you hold it down out there? !
  6. Sylvia moest het stilhouden.
    Told Sylvia to keep it in the building.
  7. Je moest dit stilhouden.
    I paid you to keep this quiet.
  8. Ik kan beter stilhouden.
    I should probably stop talking.
  9. Je moet je stilhouden.
    You need to stop talking.
  10. Die willen alles stilhouden.
    Always making with the big hush-hush.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden