NL: stigmatiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gestigmatiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik stigmatiseer jij stigmatiseert hij stigmatiseert wij stigmatiseren jullie stigmatiseren zij stigmatiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gestigmatiseerd jij hebt gestigmatiseerd hij heeft gestigmatiseerd wij hebben gestigmatiseerd jullie hebben gestigmatiseerd zij hebben gestigmatiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik stigmatiseerde jij stigmatiseerde hij stigmatiseerde wij stigmatiseerden jullie stigmatiseerden zij stigmatiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gestigmatiseerd jij had gestigmatiseerd hij had gestigmatiseerd wij hadden gestigmatiseerd jullie hadden gestigmatiseerd zij hadden gestigmatiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal stigmatiseren jij zult stigmatiseren hij zal stigmatiseren wij zullen stigmatiseren jullie zullen stigmatiseren zij zullen stigmatiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gestigmatiseerd hebben jij zult gestigmatiseerd hebben hij zal gestigmatiseerd hebben wij zullen gestigmatiseerd hebben jullie zullen gestigmatiseerd hebben zij zullen gestigmatiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou stigmatiseren jij zou stigmatiseren hij zou stigmatiseren wij zouden stigmatiseren jullie zouden stigmatiseren zij zouden stigmatiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gestigmatiseerd hebben jij zou gestigmatiseerd hebben hij zou gestigmatiseerd hebben wij zouden gestigmatiseerd hebben jullie zouden gestigmatiseerd hebben zij zouden gestigmatiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
stigmatiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| stigmatisere |