Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: stickeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gestickerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sticker
jij stickert
hij stickert
wij stickeren
jullie stickeren
zij stickeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gestickerd
jij hebt gestickerd
hij heeft gestickerd
wij hebben gestickerd
jullie hebben gestickerd
zij hebben gestickerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stickerde
jij stickerde
hij stickerde
wij stickerden
jullie stickerden
zij stickerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gestickerd
jij had gestickerd
hij had gestickerd
wij hadden gestickerd
jullie hadden gestickerd
zij hadden gestickerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal stickeren
jij zult stickeren
hij zal stickeren
wij zullen stickeren
jullie zullen stickeren
zij zullen stickeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gestickerd hebben
jij zult gestickerd hebben
hij zal gestickerd hebben
wij zullen gestickerd hebben
jullie zullen gestickerd hebben
zij zullen gestickerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou stickeren
jij zou stickeren
hij zou stickeren
wij zouden stickeren
jullie zouden stickeren
zij zouden stickeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gestickerd hebben
jij zou gestickerd hebben
hij zou gestickerd hebben
wij zouden gestickerd hebben
jullie zouden gestickerd hebben
zij zouden gestickerd hebben

Gebiedende wijs
sticker

Aanvoegende wijs
stickere

Voorbeelden

  1. Wacht, de sticker?
    Wait, the sticker?
  2. Een sticker collectie?
    A sticker collection?
  3. Bumper-sticker filosofie.
    Bumper-sticker philosophy.
  4. Zo' n R.I.P.-sticker.
    It was one of those R.I.P. Ones.
  5. Wil je een sticker?
    Do you want a sticker?
  6. Wat betekent een rode sticker?
    What does a red sticker mean?
  7. Een sticker op haar bumper?
    Put a sticker on her bumper?
  8. Haal het kind een sticker.
    Get the kid a sticker.
  9. Ja, ik zag een sticker.
    Yeah, I saw a sticker.
  10. Iedereen met een rode sticker.
    That 's anyone with a red sticker!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden