1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. stichten

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: stichten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesticht

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sticht
jij sticht
hij sticht
wij stichten
jullie stichten
zij stichten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesticht
jij hebt gesticht
hij heeft gesticht
wij hebben gesticht
jullie hebben gesticht
zij hebben gesticht

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stichtte
jij stichtte
hij stichtte
wij stichtten
jullie stichtten
zij stichtten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesticht
jij had gesticht
hij had gesticht
wij hadden gesticht
jullie hadden gesticht
zij hadden gesticht

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal stichten
jij zult stichten
hij zal stichten
wij zullen stichten
jullie zullen stichten
zij zullen stichten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesticht hebben
jij zult gesticht hebben
hij zal gesticht hebben
wij zullen gesticht hebben
jullie zullen gesticht hebben
zij zullen gesticht hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou stichten
jij zou stichten
hij zou stichten
wij zouden stichten
jullie zouden stichten
zij zouden stichten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesticht hebben
jij zou gesticht hebben
hij zou gesticht hebben
wij zouden gesticht hebben
jullie zouden gesticht hebben
zij zouden gesticht hebben

Gebiedende wijs
sticht

Aanvoegende wijs
stichte

Voorbeelden

  1. Trouw en sticht een gezin.
    Get married and raise a family.
  2. Bang dat je brand sticht?
    Scared of causing a fire?
  3. Ik sticht nu een gezin.
    I 'm making a family.
  4. Baxton sticht branden in opdracht.
    Baxton only burns for hire.
  5. voor ons een nieuwe welvaart sticht
    Would provide our ticket To a rightful place
  6. In geval van twijfel, sticht brand.
    When in doubt, set fire to it!
  7. Ze sticht brand om dat te verbergen.
    Sets the fire to cover it up.
  8. Dat je brand sticht in mijn kamers?
    When do I complain about you setting fire to my rooms?
  9. Waar hij ook gaat, sticht hij vrede.
    Wherever he goes, he just makes peace.
  10. Wie de branden sticht, heeft ook dit nodig.
    Oh, and whoever starts the fires is gonna need this.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try