NL: stemmen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gestemd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik stem jij stemt hij stemt wij stemmen jullie stemmen zij stemmen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gestemd jij hebt gestemd hij heeft gestemd wij hebben gestemd jullie hebben gestemd zij hebben gestemd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik stemde jij stemde hij stemde wij stemden jullie stemden zij stemden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gestemd jij had gestemd hij had gestemd wij hadden gestemd jullie hadden gestemd zij hadden gestemd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal stemmen jij zult stemmen hij zal stemmen wij zullen stemmen jullie zullen stemmen zij zullen stemmen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gestemd hebben jij zult gestemd hebben hij zal gestemd hebben wij zullen gestemd hebben jullie zullen gestemd hebben zij zullen gestemd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou stemmen jij zou stemmen hij zou stemmen wij zouden stemmen jullie zouden stemmen zij zouden stemmen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gestemd hebben jij zou gestemd hebben hij zou gestemd hebben wij zouden gestemd hebben jullie zouden gestemd hebben zij zouden gestemd hebben
|
| Gebiedende wijs |
stem
|
| Aanvoegende wijs |
| stemme |