Voorbeelden

1. Take me in his stead.
   Neem mij in zijn plaats.
2. Shall he die in my stead?
   Zal hij in mijn plaats sterven?
3. I 'm here in someone 's stead.
   Ik ben hier in plaats van een ander.
4. He has sent me in his stead.
   Hij heeft mij in zijn plaats gestuurd.
5. The deathcertificate in stead of the weddingcertificate.
   Het overlijdensregister in plaats van het huwelijksregister.
6. You 're willing to die in her stead?
   Ben je bereid in haar plaats te sterven?
7. You 'll trust us to act in your stead?
   Vertrouwt u het toe aan ons?
8. I would have you greet Varis in my stead.
   Groet jij Varis in mijn plaats.
9. She has asked me to act in her stead.
   Ze vroeg aan mij of ik jou wil begeleiden.
10. It 'll stand you in good stead later in therapy.
    Dat komt later van pas tijdens jullie therapie.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden