Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: stashen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gestasht

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stash
jij stasht
hij stasht
wij stashen
jullie stashen
zij stashen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gestasht
jij hebt gestasht
hij heeft gestasht
wij hebben gestasht
jullie hebben gestasht
zij hebben gestasht

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stashte
jij stashte
hij stashte
wij stashten
jullie stashten
zij stashten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gestasht
jij had gestasht
hij had gestasht
wij hadden gestasht
jullie hadden gestasht
zij hadden gestasht

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal stashen
jij zult stashen
hij zal stashen
wij zullen stashen
jullie zullen stashen
zij zullen stashen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gestasht hebben
jij zult gestasht hebben
hij zal gestasht hebben
wij zullen gestasht hebben
jullie zullen gestasht hebben
zij zullen gestasht hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou stashen
jij zou stashen
hij zou stashen
wij zouden stashen
jullie zouden stashen
zij zouden stashen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gestasht hebben
jij zou gestasht hebben
hij zou gestasht hebben
wij zouden gestasht hebben
jullie zouden gestasht hebben
zij zouden gestasht hebben

Gebiedende wijs
stash

Aanvoegende wijs
stashe

Voorbeelden

  1. Ik miste mijn stash.
    I missed my stash.
  2. Waar zouden we haar stash?
    Where would we stash her?
  3. Hé, Stash, heb je Zach gezien?
    Hey, Stash, have you seen Zach?
  4. El Sapo volgde me de opslageenheid... waar Briggs hield zijn stash, weet je.
    El Sapo followed me to the storage unit... where Briggs kept his stash, you know.
  5. Ik wist niet dat Stash en die andere gast, niet hun goede nummer gaven.
    I ain 't know Stash and the other boy, they didn 't give their real numbers.
  6. Ik ken een man die hij nog steeds beweert heeft een stash te verkopen.
    I know a guy who claims he still has a stash to sell.
  7. Die jongen voorin met twee meiden, ik en Stash achterin met de andere twee.
    This boy up front with two girls, me and Stash in the back with the other two.
  8. Kijk, ik kan ik stash een stuk speelgoed dinosaurus in het venster van de moordenaar.
    Look, I can I stash a toy dinosaur in the window of the killer.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden