NL: starten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gestart
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik start jij start hij start wij starten jullie starten zij starten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gestart jij hebt gestart hij heeft gestart wij hebben gestart jullie hebben gestart zij hebben gestart
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik startte jij startte hij startte wij startten jullie startten zij startten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gestart jij had gestart hij had gestart wij hadden gestart jullie hadden gestart zij hadden gestart
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal starten jij zult starten hij zal starten wij zullen starten jullie zullen starten zij zullen starten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gestart hebben jij zult gestart hebben hij zal gestart hebben wij zullen gestart hebben jullie zullen gestart hebben zij zullen gestart hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou starten jij zou starten hij zou starten wij zouden starten jullie zouden starten zij zouden starten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gestart hebben jij zou gestart hebben hij zou gestart hebben wij zouden gestart hebben jullie zouden gestart hebben zij zouden gestart hebben
|
| Gebiedende wijs |
start
|
| Aanvoegende wijs |
| starte |