Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: sprengen
NL: sprengen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesprengd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spreng
jij sprengt
hij sprengt
wij sprengen
jullie sprengen
zij sprengen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesprengd
jij hebt gesprengd
hij heeft gesprengd
wij hebben gesprengd
jullie hebben gesprengd
zij hebben gesprengd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sprengde
jij sprengde
hij sprengde
wij sprengden
jullie sprengden
zij sprengden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesprengd
jij had gesprengd
hij had gesprengd
wij hadden gesprengd
jullie hadden gesprengd
zij hadden gesprengd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal sprengen
jij zult sprengen
hij zal sprengen
wij zullen sprengen
jullie zullen sprengen
zij zullen sprengen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesprengd hebben
jij zult gesprengd hebben
hij zal gesprengd hebben
wij zullen gesprengd hebben
jullie zullen gesprengd hebben
zij zullen gesprengd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou sprengen
jij zou sprengen
hij zou sprengen
wij zouden sprengen
jullie zouden sprengen
zij zouden sprengen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesprengd hebben
jij zou gesprengd hebben
hij zou gesprengd hebben
wij zouden gesprengd hebben
jullie zouden gesprengd hebben
zij zouden gesprengd hebben

Gebiedende wijs
spreng

Aanvoegende wijs
sprenge

Voorbeelden

  1. Daarom noemen ze ons de spreng-hoppers.
    That 's why they call us rill-hoppers.
  2. Deze man is Tito Puente van de spreng-hoppers.
    This man is the Tito Puente of rill-hopping.


DE: sprengen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gesprengt
sprengend

Indikativ Präsens
ich sprenge
du sprengst
er sprengt
wir sprengen
ihr sprengt
sie; Sie sprengen

Indikativ Perfekt
ich bin gesprengt
du hast gesprengt
er hat gesprengt
wir haben gesprengt
ihr habt gesprengt
sie; Sie haben gesprengt

Indikativ Präteritum
ich sprengte
du sprengtest
er sprengte
wir sprengten
ihr sprengtet
sie; Sie sprengten

Indikativ Plusquamperfekt
ich war gesprengt
du hattest gesprengt
er hatte gesprengt
wir hatten gesprengt
ihr hattet gesprengt
sie; Sie hatten gesprengt

Indikativ Futur I
ich werde sprengen
du wirst sprengen
er wird sprengen
wir werden sprengen
ihr werdet sprengen
sie; Sie werden sprengen

Indikativ Futur II
ich werde gesprengt sein
du wirst gesprengt haben
er wird gesprengt haben
wir werden gesprengt haben
ihr werdet gesprengt haben
sie; Sie werden gesprengt haben

Konjunktiv I Präsens
ich sprenge
du sprengest
er sprenge
wir sprengen
ihr sprenget
sie; Sie sprengen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gesprengt ; sei gesprengt
du habest gesprengt
er habe gesprengt
wir haben gesprengt
ihr habet gesprengt
sie; Sie haben gesprengt

Konjunktiv II Präsens
ich sprengte
du sprengtest
er sprengte
wir sprengten
ihr sprengtet
sie; Sie sprengten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gesprengt
du hättest gesprengt
er hätte gesprengt
wir hätten gesprengt
ihr hättet gesprengt
sie; Sie hätten gesprengt

Konjunktiv II Futur I
ich würde sprengen
du würdest sprengen
er würde sprengen
wir würden sprengen
ihr würdet sprengen
sie; Sie würden sprengen

Konjunktiv II Futur II
ich würde gesprengt sein
du würdest gesprengt haben
er würde gesprengt haben
wir würden gesprengt haben
ihr würdet gesprengt haben
sie; Sie würden gesprengt haben

der Imperativ
du sprenge


Voorbeelden

  1. Spreng die Kuppel!
    Blaas de koepel op!
  2. Ok. Spreng sie auf.
    Oké, blaas deze op.
  3. Spreng dir nicht die Eier weg.
    Blaas je ballen er niet af.
  4. Spreng den Wagen in die Luft.
    Blaas de auto op.
  5. Große Gefahr durch Splitter, Spreng- und Wurfstücke.
    Ernstig gevaar voor scherfwerking.
  6. Gefahr durch Feuer oder Splitter, Spreng- und Wurfstücke.
    Gevaar voor brand of scherfwerking.
  7. Gefahr durch Feuer, Luftdruck oder Splitter, Spreng- und Wurfstücke.
    Gevaar voor brand, luchtdrukwerking of scherfwerking.
  8. Der Spreng - stoff muss in den Keller gebracht werden.
    Iemand moet de explosieven de kelder binnenkrijgen.
  9. Ok. Bereite die Ladungen vor, aber spreng das Labor noch nicht.
    Oké, plaats de laatste explosieven, maar blaas het lab niet op.
  10. Die andere Hälfte bleibt, mit Spreng- ladungen versehen, als Pfand zurück.
    De andere helft blijft hier, met een boobytraps, als gijzelaar.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden