NL: sprengen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gesprengd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik spreng jij sprengt hij sprengt wij sprengen jullie sprengen zij sprengen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesprengd jij hebt gesprengd hij heeft gesprengd wij hebben gesprengd jullie hebben gesprengd zij hebben gesprengd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik sprengde jij sprengde hij sprengde wij sprengden jullie sprengden zij sprengden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesprengd jij had gesprengd hij had gesprengd wij hadden gesprengd jullie hadden gesprengd zij hadden gesprengd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sprengen jij zult sprengen hij zal sprengen wij zullen sprengen jullie zullen sprengen zij zullen sprengen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesprengd hebben jij zult gesprengd hebben hij zal gesprengd hebben wij zullen gesprengd hebben jullie zullen gesprengd hebben zij zullen gesprengd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sprengen jij zou sprengen hij zou sprengen wij zouden sprengen jullie zouden sprengen zij zouden sprengen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesprengd hebben jij zou gesprengd hebben hij zou gesprengd hebben wij zouden gesprengd hebben jullie zouden gesprengd hebben zij zouden gesprengd hebben
|
Gebiedende wijs |
spreng
|
Aanvoegende wijs |
sprenge |