NL: sporen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gespoord
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik spoor jij spoort hij spoort wij sporen jullie sporen zij sporen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gespoord jij hebt gespoord hij heeft gespoord wij hebben gespoord jullie hebben gespoord zij hebben gespoord
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik spoorde jij spoorde hij spoorde wij spoorden jullie spoorden zij spoorden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gespoord jij had gespoord hij had gespoord wij hadden gespoord jullie hadden gespoord zij hadden gespoord
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sporen jij zult sporen hij zal sporen wij zullen sporen jullie zullen sporen zij zullen sporen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gespoord hebben jij zult gespoord hebben hij zal gespoord hebben wij zullen gespoord hebben jullie zullen gespoord hebben zij zullen gespoord hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sporen jij zou sporen hij zou sporen wij zouden sporen jullie zouden sporen zij zouden sporen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gespoord hebben jij zou gespoord hebben hij zou gespoord hebben wij zouden gespoord hebben jullie zouden gespoord hebben zij zouden gespoord hebben
|
Gebiedende wijs |
spoor
|
Aanvoegende wijs |
spore |