NL: sponsoren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gesponsord
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik sponsor jij sponsort hij sponsort wij sponsoren jullie sponsoren zij sponsoren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesponsord jij hebt gesponsord hij heeft gesponsord wij hebben gesponsord jullie hebben gesponsord zij hebben gesponsord
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik sponsorde jij sponsorde hij sponsorde wij sponsorden jullie sponsorden zij sponsorden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesponsord jij had gesponsord hij had gesponsord wij hadden gesponsord jullie hadden gesponsord zij hadden gesponsord
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sponsoren jij zult sponsoren hij zal sponsoren wij zullen sponsoren jullie zullen sponsoren zij zullen sponsoren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesponsord hebben jij zult gesponsord hebben hij zal gesponsord hebben wij zullen gesponsord hebben jullie zullen gesponsord hebben zij zullen gesponsord hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sponsoren jij zou sponsoren hij zou sponsoren wij zouden sponsoren jullie zouden sponsoren zij zouden sponsoren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesponsord hebben jij zou gesponsord hebben hij zou gesponsord hebben wij zouden gesponsord hebben jullie zouden gesponsord hebben zij zouden gesponsord hebben
|
Gebiedende wijs |
sponsor
|
Aanvoegende wijs |
sponsore |