NL: spoilen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gespoild
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik spoil jij spoilt hij spoilt wij spoilen jullie spoilen zij spoilen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gespoild jij hebt gespoild hij heeft gespoild wij hebben gespoild jullie hebben gespoild zij hebben gespoild
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik spoilde jij spoilde hij spoilde wij spoilden jullie spoilden zij spoilden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gespoild jij had gespoild hij had gespoild wij hadden gespoild jullie hadden gespoild zij hadden gespoild
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal spoilen jij zult spoilen hij zal spoilen wij zullen spoilen jullie zullen spoilen zij zullen spoilen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gespoild hebben jij zult gespoild hebben hij zal gespoild hebben wij zullen gespoild hebben jullie zullen gespoild hebben zij zullen gespoild hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou spoilen jij zou spoilen hij zou spoilen wij zouden spoilen jullie zouden spoilen zij zouden spoilen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gespoild hebben jij zou gespoild hebben hij zou gespoild hebben wij zouden gespoild hebben jullie zouden gespoild hebben zij zouden gespoild hebben
|
| Gebiedende wijs |
spoil
|
| Aanvoegende wijs |
| spoile |