Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: spinnen
NL: spinnen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesponnen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spin
jij spint
hij spint
wij spinnen
jullie spinnen
zij spinnen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesponnen
jij hebt gesponnen
hij heeft gesponnen
wij hebben gesponnen
jullie hebben gesponnen
zij hebben gesponnen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik spon
jij spon
hij spon
wij sponnen
jullie sponnen
zij sponnen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesponnen
jij had gesponnen
hij had gesponnen
wij hadden gesponnen
jullie hadden gesponnen
zij hadden gesponnen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal spinnen
jij zult spinnen
hij zal spinnen
wij zullen spinnen
jullie zullen spinnen
zij zullen spinnen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesponnen hebben
jij zult gesponnen hebben
hij zal gesponnen hebben
wij zullen gesponnen hebben
jullie zullen gesponnen hebben
zij zullen gesponnen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou spinnen
jij zou spinnen
hij zou spinnen
wij zouden spinnen
jullie zouden spinnen
zij zouden spinnen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesponnen hebben
jij zou gesponnen hebben
hij zou gesponnen hebben
wij zouden gesponnen hebben
jullie zouden gesponnen hebben
zij zouden gesponnen hebben

Gebiedende wijs
spin

Aanvoegende wijs
spinne

Voorbeelden

  1. slingerende spin/tolvlucht
    oscillating spin
  2. Uh, zoals een spin.
    Uh, like a spider.
  3. Ik dood een spin.
    Killing a spider.
  4. Een grote harige spin!
    A big hairy spider!
  5. De piep kleine spin
    The itsy - bitsy spider
  6. Mooie spin door Harvard.
    Nice spin move by Harvard.
  7. Hé, hé, de spin.
    Hey, hey, the spider.
  8. Waar zit die spin?
    Where 's the spider at?
  9. Spin voor mij, kitten.
    Purr for me, kitty.
  10. De verwarde spin verliest.
    The confused spider loses out.


DE: spinnen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gesponnen
spinnend

Indikativ Präsens
ich spinne
du spinnst
er spinnt
wir spinnen
ihr spinnt
sie; Sie spinnen

Indikativ Perfekt
ich habe gesponnen
du hast gesponnen
er hat gesponnen
wir haben gesponnen
ihr habt gesponnen
sie; Sie haben gesponnen

Indikativ Präteritum
ich spann
du spannst
er spann
wir spannen
ihr spannt
sie; Sie spannen

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gesponnen
du hattest gesponnen
er hatte gesponnen
wir hatten gesponnen
ihr hattet gesponnen
sie; Sie hatten gesponnen

Indikativ Futur I
ich werde spinnen
du wirst spinnen
er wird spinnen
wir werden spinnen
ihr werdet spinnen
sie; Sie werden spinnen

Indikativ Futur II
ich werde gesponnen haben
du wirst gesponnen haben
er wird gesponnen haben
wir werden gesponnen haben
ihr werdet gesponnen haben
sie; Sie werden gesponnen haben

Konjunktiv I Präsens
ich spinne
du spinnest
er spinne
wir spinnen
ihr spinnet
sie; Sie spinnen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gesponnen
du habest gesponnen
er habe gesponnen
wir haben gesponnen
ihr habet gesponnen
sie; Sie haben gesponnen

Konjunktiv II Präsens
ich spönne; spänne
du spönnest; spännest
er spönne; spänne
wir spönnen; spännen
ihr spönnet; spännet
sie; Sie spönnen; spännen

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gesponnen
du hättest gesponnen
er hätte gesponnen
wir hätten gesponnen
ihr hättet gesponnen
sie; Sie hätten gesponnen

Konjunktiv II Futur I
ich würde spinnen
du würdest spinnen
er würde spinnen
wir würden spinnen
ihr würdet spinnen
sie; Sie würden spinnen

Konjunktiv II Futur II
ich würde gesponnen haben
du würdest gesponnen haben
er würde gesponnen haben
wir würden gesponnen haben
ihr würdet gesponnen haben
sie; Sie würden gesponnen haben

der Imperativ
du spinne; spinn


Voorbeelden

  1. Spinn nicht herum.
    Word nou niet boos.
  2. Ach Mann, spinn nichtrum!
    Kijk vriendje, lul niet.
  3. Jetzt spinn dich mal aus.
    Doe even normaal.
  4. Die Rakete hat die Rampe verlassen... Spinn nicht!
    De raket heeft de startbaan verlaten klets niet!
  5. Spinn ich oder sieht der aus wie James Dean?
    Ben ik nou gek of lijkt dat op James Dean?
  6. Du hast den Ich-will-was-zertrümmern - aber-dann-denkt-sie-ich-spinn-Blick.
    Dat is de ik-wil-iets-stukslaan-maar - dan-denkt-ze-dat-ik-gek-ben-blik.
  7. ! Wandteppiche spinnen?
    Vloerkleden aan het weven?
  8. Mulders Biodaten spinnen.
    Mulder z' n hartslag.
  9. Nein, vor Spinnen.
    Nee, voor spinnen.
  10. Spinnen sind gut.
    Spinnen zijn nuttig.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden