NL: spelevaren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gespelevaard
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik spelevaar jij spelevaart hij spelevaart wij spelevaren jullie spelevaren zij spelevaren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gespelevaard jij hebt gespelevaard hij heeft gespelevaard wij hebben gespelevaard jullie hebben gespelevaard zij hebben gespelevaard
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik spelevaarde jij spelevaarde hij spelevaarde wij spelevaarden jullie spelevaarden zij spelevaarden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gespelevaard jij had gespelevaard hij had gespelevaard wij hadden gespelevaard jullie hadden gespelevaard zij hadden gespelevaard
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal spelevaren jij zult spelevaren hij zal spelevaren wij zullen spelevaren jullie zullen spelevaren zij zullen spelevaren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gespelevaard hebben jij zult gespelevaard hebben hij zal gespelevaard hebben wij zullen gespelevaard hebben jullie zullen gespelevaard hebben zij zullen gespelevaard hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou spelevaren jij zou spelevaren hij zou spelevaren wij zouden spelevaren jullie zouden spelevaren zij zouden spelevaren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gespelevaard hebben jij zou gespelevaard hebben hij zou gespelevaard hebben wij zouden gespelevaard hebben jullie zouden gespelevaard hebben zij zouden gespelevaard hebben
|
| Gebiedende wijs |
spelevaar
|
| Aanvoegende wijs |
| spelevare |