NL: speeddialen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gespeeddiald
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik speeddial jij speeddialt hij speeddialt wij speeddialen jullie speeddialen zij speeddialen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gespeeddiald jij hebt gespeeddiald hij heeft gespeeddiald wij hebben gespeeddiald jullie hebben gespeeddiald zij hebben gespeeddiald
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik speeddialde jij speeddialde hij speeddialde wij speeddialden jullie speeddialden zij speeddialden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gespeeddiald jij had gespeeddiald hij had gespeeddiald wij hadden gespeeddiald jullie hadden gespeeddiald zij hadden gespeeddiald
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal speeddialen jij zult speeddialen hij zal speeddialen wij zullen speeddialen jullie zullen speeddialen zij zullen speeddialen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gespeeddiald hebben jij zult gespeeddiald hebben hij zal gespeeddiald hebben wij zullen gespeeddiald hebben jullie zullen gespeeddiald hebben zij zullen gespeeddiald hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou speeddialen jij zou speeddialen hij zou speeddialen wij zouden speeddialen jullie zouden speeddialen zij zouden speeddialen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gespeeddiald hebben jij zou gespeeddiald hebben hij zou gespeeddiald hebben wij zouden gespeeddiald hebben jullie zouden gespeeddiald hebben zij zouden gespeeddiald hebben
|
| Gebiedende wijs |
speeddial
|
| Aanvoegende wijs |
| speeddiale |